Op een dag kwamen alle dieren uit het bos bijeen en zeiden: “We moeten een school stichten. Een school voor dieren om echt en volledig dier te kunnen worden.” Waarop ze aan een klein groepje uit hun midden vroegen om een leerplan te maken voor die school. De commissie ging meteen aan het werk. Het konijn stond er op dat “hardlopen” in het programma werd opgenomen. De torenvalk vond dan weer dat “kunstvliegen” het belangrijkste moest zijn terwijl de karper duidelijk maakte dat “geruisloos zwemmen” er zeker ook bij moest en de eekhoorn zich sterk maakte voor het onderdeel “klimmen tegen kaarsrechte stammen van torenhoge bomen”. En zo geschiedde...
Toen de school werd opengesteld, zei de schoolleiding dat de dieren zich in alle vakken moesten bekwamen om echt dier te kunnen zijn. Als eerste kwam het konijntje aan de beurt. Dat was wereldkampioen hardlopen. Geen dier kon immers zo snel wegsprinten en haken slaan als hij. De schoolleiding vond echter dat het voor het konijntje belangrijk was dat hij zich ook bekwaamde in het vliegen. Dus zette men het konijntje op een hoge tak en zei: “Toon ons je vliegkunsten”. Het arme dier sprong, tuimelde naar beneden, brak een achterpoot en kreeg tijdens het vallen een gat in zijn hoofd. Zo kwam het dat hij voor het hardlopen toch niet meer dan een 6 kreeg in plaats van een 10. Maar voor vliegen kreeg hij een 3 in plaats van een 1. Want hij had het toch maar geprobeerd.
Nu was het de beurt aan de torenvalk. Met open mond zagen de andere dieren hoe hij tijdens de opwarming zijn acrobatische kunsten in de lucht vertoonde. Toch merkte de schoolleiding op dat het voor een valk van grote waarde was als hij, net als het konijn, holen kon graven in de grond. De valk deed ook nu weer zijn uiterste best maar brak daarbij jammer genoeg zijn snavel en kneusde zijn vleugels. Waardoor hij nauwelijks nog kon vliegen en in plaats van een 10 met een 5 eindigde. Maar op holen graven haalde hij een 4 in plaats van een 1.
En zo verging het ook alle andere dieren. En wie haalde uiteindelijk de beste cijfers? Dat was de hersenloze kwal die zwibbelend en zwabbelend alle proeven redelijk wist te doorstaan. Want haar botten breken kon zij niet, simpelweg omdat ze er geen had. En zo werd zij, zwibbel de zwabbel, tot het beste dier van de klas uitgeroepen…
Oog voor talent
Het verhaaltje dat je zojuist las, komt uit “Bijna iedereen kon omvallen”, een verhalenboek van Toon Tellegen uit 1993. Net zoals elk dier in dit dertig jaar oude verhaal over zijn eigen specifieke talenten beschikt, hebben ook wij allemaal onze eigen specifieke vaardigheden waar we op het werk in uitblinken. De ene heeft bijvoorbeeld een vlotte pen en voelt zich helemaal in zijn sas als communicatiemedewerker terwijl de ander een rekenwonder is dat moeiteloos met de meest ingewikkelde excelformules goochelt.
Net als iedereen heb jij van bij de geboorte dus ook een of meerdere vaardigheden meegekregen die je schijnbaar moeiteloos afgaan en die je bovendien ook heel graag doet. Zo’n natuurlijke begaafdheid of aanleg noemt men ook wel talent. Je kan bijvoorbeeld een talent hebben voor leidinggeven of voor wetenschappen maar het kan net zo goed gaan om een talent voor kunst of lesgeven of nog 101 andere dingen. Dat is ook net het mooie eraan: talenten verschillen van persoon tot persoon en er is niemand die echt nergens goed in is.
Een talent is dus iets heel anders dan een competentie:
Competenties zijn datgene wat je moet kunnen als je een bepaalde job wil uitoefenen. Het zijn dingen die je kan leren. Competenties zijn dus niet aangeboren: je moet ze aanleren en jezelf erin oefenen. Je moet een competentie ook goed onderhouden want als je dat niet doet dan zal je ze ook weer verliezen. Sommige competenties staan echter zo ver van je persoonlijkheid af dat je ze nooit helemaal onder de knie zal krijgen, ongeacht hoeveel tijd en energie je er ook aan besteedt. Ben je van nature bijvoorbeeld iemand die moeilijk knopen kan doorhakken en de pro’s en contra’s tegen elkaar blijft afwegen dan zal je na een cursus besluitvaardigheid misschien wel een paar technieken kunnen toepassen om sneller een beslissing te nemen maar je zal nooit een rasechte snelle beslisser worden.
Wanneer we over talenten spreken is “aangeboren” het sleutelwoord. Het is iets waar je van nature goed in bent en wat je niet zomaar weer afleert. Iets waar je geen moeite voor hoeft te doen omdat het als vanzelf gaat. Het is bovendien iets wat je met hart en ziel doet. Wanneer je iemand bijvoorbeeld hoort zeggen dat zijn hart bij schrijven ligt, dat het zijn passie is, dat hij in een flow raakt tijdens het schrijven waarbij hij elke notie van tijd verliest, dan weet je dat hij het niet over een of andere aangeleerde vaardigheid heeft die hij enkel op de werkvloer gebruikt maar over zijn talent.
Werken vanuit je talent & mentaal welzijn
Als je in je job voor het overgrote deel van je tijd vanuit je talent kan werken, heb je meer energie en ben je gelukkiger. Waardoor je je goed in je vel voelt (en op je job) en dat straal je ook uit. Als je daarentegen nauwelijks of niet vanuit je talent mag/kan werken en je takenpakket vooral bestaat uit dingen die je wel kan maar niet graag doet dan lopen je batterijen steeds verder leeg. En als zo’n situatie te lang aanhoudt (of als er geen enkele match meer is tussen je talent en je functie) loop je een reëel risico op een burn-out.
Wat dat betreft, spreek ik zelf ook uit ervaring. Die persoon waar ik hierboven over sprak en wiens hart bij schrijven ligt en voor wie spelen met taal en woorden niet zomaar een tijdverdrijf is maar iets wat hij met hart en ziel doet: dat ben ik. En dat was ook mijn job tot mijn werkgever na een interne reorganisatie besliste dat ik me best ook wel kon bezighouden met cijfertjes, excelwerkbladen en administratieve projectopvolging. Op zich niet zo’n gekke keuze van hem want ik was best wel goed in deze dingen maar voor mij waren het dodelijk saaie werkdagen waarop ik enkel nog met mijn competenties aan de slag ging terwijl mijn talent in de diepvries zat. Datgene wat me energie en een goed gevoel gaf (schrijven) was namelijk zo goed als nergens meer te bespeuren. Toch bleef ik nog bijna een jaar op deze manier doorgaan hoewel ik mezelf intussen bijna dagelijks betrapte op de gedachte dat ik mijn job haatte. Dat gevoel in combinatie met het verbod om nog langer 1 dag per week van thuis te werken hoewel ik dagelijks 3 uur verloor met het van en naar mijn werk reizen, de kantoorpolitieke spelletjes op de werkvloer en het totale gebrek aan waardering van mijn leidinggevende deed me uiteindelijk de das om waardoor ik in een zware burn-out belandde.
Werk jij vanuit je talent?
Je hebt geen ingewikkelde formules nodig om te achterhalen of je vanuit je talent werkt en energie haalt uit je werkzaamheden. Integendeel: het enige wat je nodig hebt is pen en papier (je mag het uiteraard ook op je tablet of laptop doen als je liever typt dan schrijft).
Om te beginnen ga je een lijstje maken van alle taken en werkzaamheden die tot je takenpakket behoren. En met alle bedoel ik ook echt alle kleine en grote taken en werkzaamheden die er op je bord liggen. Wanneer je lijst compleet is, geef je elke taak een nummer. Het eerste item op je lijstje krijgt dus een 1, het tweede item een 2 enzovoort. De nummers zijn louter bedoeld als opsommingsteken dus het is niet de bedoeling dat je de belangrijkste taak het nummer 1 geeft ofzo.
Neem dan een tweede blad papier en verdeel dit in vier vakken:
Het eerste vak staat voor alle dingen die je goed kan én ook graag doet. Het zijn met andere woorden alle taken en werkzaamheden die je kan en wil doen.
Het tweede vak staat voor alle dingen waar je goed in bent maar waar je niet echt voldoening uit haalt. Je kan deze taken wel maar je wil ze eigenlijk niet doen.
Het derde vak staat voor alle dingen die je wel wil doen maar nog niet zo goed kan. Dit is met andere woorden je groeipotentieel: het zijn de dingen waarin je je graag wil ontwikkelen.
Het vierde vak staat voor alle taken die je niet goed kan en ook niet wil doen.
Overloop nu alle taken en werkzaamheden uit je eerste lijstje en schrijf telkens het bijhorende cijfer in een van de vier vakken op het tweede blad.
Op deze manier krijg je een visueel beeld van waar je je tijd aan besteedt en in welke mate je vanuit je talent en sterkte werkt. Het is trouwens niet de bedoeling om te gaan streven naar een takenpakket waarin je uitsluitend dingen doet die je leuk vindt. Niemand heeft immers een job waarin hij dag in dag uit van ’s morgens tot ’s avonds alleen maar dingen doet die hij superleuk vindt. Een 80-20 verhouding waarbij je 80% van je tijd aan dingen besteedt die je graag en goed doet en 20% aan zaken waar je niet meteen enthousiast van wordt, is wel het nastreven waard.
Hoe ziet jouw tijdsbesteding eruit op de werkvloer? Werk je vooral vanuit je talent en sterktes of liggen er vooral dingen op je bord die je wel tot een goed einde brengt maar die je eigenlijk helemaal niet graag doet?
©ziel&zo2023
Comments